11. bevestigt nog eens dat er, hoewel de wereldwijde economische crisis een ernstige bedreiging voor de verwezenlijking van de ESC-rechten vormt, geen rechtvaardiging is voor staten om, ongeacht hun inkomensniveau, water bij de wijn doen met betrekking tot hun verplichting de fundamentele mensenrechten in acht te nemen; benadrukt dat regeringen te allen tijde verplicht zijn het "absolute minimum" aan sociale en economische rechten te garanderen dat nodig is om een waardig leven te leiden;
11. bestätigt, dass es keine Rechtfertigung für Staaten, ungeachtet des Niveaus ihrer Einnahmen, gibt, hinsichtlich ihrer Verpflichtungen zur Achtung der fundamentalen Menschenrechte Abstriche zu machen, auch wenn die weltweite Wirtschaftskrise eine schwere Bedrohung für die Umsetzung der wirtschaftlichen, sozialen und kulturellen Rechte schafft; betont, dass Regierungen grundsätzlich verpflichtet sind, die für ein würdevolles Leben notwendigen „grundlegenden Mindeststandards“ in Bezug auf soziale und wirtschaftliche Rechte zu garantieren;