21. verlangt dat mensenrechtenbeginselen ten grondslag liggen aan het kader voor de periode na 2015, waarmee met name ongelijkheid en discriminatie, participatie en de versterking van de positie van gemarginaliseerde en achtergestelde leden van de samenleving moeten worden aangepakt – met bijzondere aandacht voor de rechten van vrouwen, jongeren, migranten, LGBTI-personen en personen met een handicap;
21. demande que les principes des droits humains sous-tendent le cadre pour l'après 2015, qui devra notamment traiter les problèmes d'inégalité et de discrimination ainsi que la participation et l'autonomisation des personnes marginalisées et défavorisées dans la société, en accordant une attention particulière aux droits des femmes, des jeunes, des migrants, des personnes vivant avec le VIH/sida, des personnes LGBTI et des personnes handicapées;