Vertaling van "413 jbz — bestrijding van fraude " (Nederlands → Frans) :

Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten (14);
la décision-cadre 2001/413/JAI du Conseil du 28 mai 2001 concernant la lutte contre la fraude et la contrefaçon des moyens de paiement autres que les espèces (14);

Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten ,
la décision-cadre 2001/413/JAI du Conseil du 28 mai 2001 concernant la lutte contre la fraude et la contrefaçon des moyens de paiement autres que les espèces ;

Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorisme-bestrijding.
Décision-cadre 2002/475/JAI du Conseil du 13 juin 2002 relative à la lutte contre le terrorisme

(12) Het mag de lidstaten bovendien niet worden belet passende maatregelen ter bestrijding van fraude of misbruik te nemen.
(12) Il convient en outre de ne pas priver les États membres de la possibilité de prendre les mesures nécessaires pour combattre les fraudes et les abus.

(12) Het mag de lidstaten bovendien niet worden belet passende maatregelen ter bestrijding van fraude of misbruik te nemen .
(12) Il convient en outre de ne pas priver les États membres de la possibilité de prendre les mesures nécessaires pour combattre les fraudes et les abus.

Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privé-sector ,
la décision-cadre 2003/568/JAI du Conseil du 22 juillet 2003 relative à la lutte contre la corruption dans le secteur privé ;

(3 quater) In Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorisme­bestrijding wordt onderkend dat terrorisme een van de ernstigste schendingen is van de beginselen waarop de Unie is gegrondvest, zoals het beginsel van de democratie en het beginsel van de vrije uitoefening van de mensenrechten.
(3 quater) Dans sa décision-cadre 2002/475/JAI du 13 juin 2002 relative à la lutte contre le terrorisme, le Conseil reconnaît que le terrorisme constitue l'une des plus sérieuses violations des principes sur lesquels l'Union se fonde et repose, notamment les principes de la démocratie et du libre exercice des droits de l'homme.

De onder de bevoegdheid van een van de lidstaten vallende aanbieders van mediadiensten dienen in elk geval te zijn onderworpen aan de verbodsbepalingen inzake de verspreiding van kinderpornografie, krachtens Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (24).
En tout état de cause, les fournisseurs de services de médias relevant de la compétence des États membres devraient être soumis, dans tous les cas, à l’interdiction de la diffusion de contenus pédopornographiques, en application des dispositions de la décision-cadre 2004/68/JAI du Conseil du 22 décembre 2003 relative à la lutte contre l’exploitation sexuelle des enfants et la pédopornographie (24).

In deze context moet eveneens worden opgemerkt dat andere, meer algemene wetgeving is vastgesteld die ook betrekking heeft op bepaalde aspecten van de bestrijding van cybercriminaliteit, zoals Kaderbesluit 2001/413/JBZ betreffende de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten[7].
Dans ce contexte, il convient également de noter que d'autres instruments législatifs, plus généraux, ont été adoptés qui portent aussi sur des aspects de la lutte contre la cybercriminalité, tels que la décision-cadre 2001/413/JAI concernant la lutte contre la fraude et la contrefaçon des moyens de paiement autres que les espèces[7].

De onder de bevoegdheid van een van de lidstaten vallende aanbieders van mediadiensten zijn in elk geval onderworpen aan de verbodsbepalingen inzake de verspreiding van kinderpornografie, krachtens Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (23).
En tout état de cause, les fournisseurs de services de médias relevant de la compétence des États membres devraient être soumis, dans tous les cas, à l’interdiction de la diffusion de contenus pédopornographiques, en application des dispositions de la décision-cadre 2004/68/JAI du Conseil du 22 décembre 2003 relative à la lutte contre l’exploitation sexuelle des enfants et la pédopornographie (23).