De minister antwoordt dat het Arbitragehof in zijn arrest nr. 105/98 van 21 oktober 1998 reeds heeft geantwoord op de prejudiciële vragen door te stellen dat « de wet van 9 maart 1993 de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, niet schendt ».
Le ministre répond que la Cour d'arbitrage, dans son arrêt nº 105/98 du 21 octobre 1998, a déjà répondu à ces questions préjudicielles en déclarant que la loi du 9 mars 1993 ne viole en rien les règles établies par ou en vertu de la Constitution en vue de répartir la compétence entre l'État, les communautés et les régions.