De vragen hadden met name betrekking op de organisatie van het werk door de zelfstandige, zijn gevoel van isolement, de overmaat aan werk, het gevoel in goede of slechte gezondheid te zijn, een goede of slechte lichamelijke conditie te hebben, de psychologische toestand, het eventuele gevoelen van persoonlijk falen, de twijfels over het voortbestaan van de activiteit, en over de verzoening tussen privé- en professioneel leven.
Les questions portaient notamment sur l'organisation de son travail par l'indépendant, sur le sentiment d'isolement, sur la surcharge de travail, sur le sentiment d'être en bonne ou en mauvaise santé, d'avoir une bonne ou une mauvaise condition physique, sur I'état psychologique, l'éventuel sentiment d'échec personnel, les doutes sur la survie de l'activité, aussi sur la conciliation vie privée-vie professionnelle.