Uit dat onderzoek bleek dat in de meeste waterpretparken te weinig badmeesters aanwezig zijn (soms maar twee tot drie badmeesters in een heel complex) en dat zij bovendien een te weinig actief toezicht uitoefenen op gevaarlijk zwemgedrag, bijvoorbeeld aan het start- en eindpunt van gevaarlijke attracties zoals glijbanen.
Il en ressort que dans la plupart des parcs, le nombre de maîtres nageurs est insuffisant (ils ne sont parfois que deux ou trois pour l'ensemble du complexe) et qu'en outre ils ne sont pas assez attentifs au comportement dangereux que pourraient avoir certains nageurs, plus particulièrement aux abords d'attractions périlleuses comme les toboggans.