De Raad van State heeft hierover gezegd dat « in zoverre die vaststellingen aan de realiteit beantwoorden en aangetoond is dat de gereleveerde karakteristieken voor al de bedoelde bedrijven gelden, [.] bezwaarlijk betwisting [kan] rijzen over het objectieve, relevante en legitieme karakter van het aangewende criterium van onderscheid ».
Le Conseil d'Etat a dit à ce sujet qu'« en tant que ce constat correspond à la réalité et qu'il est démontré que les caractéristiques relevées valent pour toutes les entreprises visées, [.] le caractère objectif, pertinent et légitime du critère de distinction utilisé peut difficilement être contesté ».