« Schendt artikel 135, § 2, van het Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd bij artikel 30 van de wet van 12 maart 1968 (lees : 1998) de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994 en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in zoverre het, buiten het geval van artikel 539 van het Wetboek van Strafvordering, de inverdenkinggestelde niet toelaat hoger beroep in te stellen tegen een beschikking van de raadkamer waarbij hij naar de correctionele rechtbank wordt verwezen ingeval
hij geen geschreven conclusies heeft neergelegd met betrekking tot de onregelmatigheden, verzuimen of nietighede
...[+++]n als bedoeld in artikel 131, § 1, van het Wetboek van Strafvordering, terwijl dit hoger beroep tegen de beschikkingen van de raadkamer die krachtens de artikelen 128, 129 en 130 van het Wetboek van Strafvordering zijn genomen, wel onvoorwaardelijk openstaat voor het openbaar ministerie en de burgerlijke partij ?« L'article 135, § 2, du Code d'instruction criminelle, modifié par l'article 30 de la loi du 12 mars 1968 (lire : 1998), viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution coordonnée du 17 février 1994 et l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme en tant qu'il ne permet pas à l'inculpé, en dehors du cas de l'article 539 du Code d'instruction criminelle, d'interjeter appel d'une ordonnance de la chambre du conseil qui l'a renvoyé au tribunal correctionnel s'i
l n'a pas déposé de conclusions écrites au sujet des irrégularités, omissions ou causes de nullité visées à l'article 131, § 1, du Code d'instruction criminelle,
...[+++] alors que l'appel dirigé contre les ordonnances de la chambre du conseil prises en vertu des articles 128, 129 et 130 du Code d'instruction criminelle, est ouvert de manière inconditionnelle au ministère public et à la partie civile ?