1.4.1. De belaste motorvoertuigen worden zodanig beproefd, dat de energietoevoer gelijk is aan die welke over eenzelfde tijdsverloop optreedt bij een belast voertuig met een snelheid van 30 km/h op een dalende helling van 6 % en over een traject van 6 km, waarbij de juiste overbrengingsverhouding is ingeschakeld (indien het een motorvoertuig betreft) en waarbij de eventuele vertragingsinrichting van het voertuig wordt gebruikt.
1.4.1. Les véhicules à moteur en charge doivent être essayés de telle manière que l'absorption d'énergie soit équivalente à celle enregistrée dans le même temps pour un véhicule en charge conduit à une vitesse moyenne de 30 km/h sur une pente descendante de 6 % sur une distance de 6 km, le rapport de transmission convenable étant enclenché et le ralentisseur, si le véhicule en est équipé, étant utilisé.