Op grond van artikel 1, lid 2, van het kaderbesluit kunnen de lidstaten ervoor kiezen alleen gedragingen te bestraffen (1) die van dien aard zijn dat zij de openbare orde dreigen te verstoren of (2) die bedreigend, kwetsend of beledigend zijn.
En vertu de l'article 1er, paragraphe 2, de la décision-cadre, les États membres peuvent choisir de ne punir que le comportement qui est (i) soit exercé d’une manière qui risque de troubler l’ordre public, (ii) soit menaçant, injurieux ou insultant.