In juni bereikte de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken eindelijk, na zeer langdurige onderhandelingen, op basis van de kleinste gemene deler overeenstemming over het voorstel van de Commissie voor een Europees bewijsverkrijgingsbevel , een onbevredigend resultaat voor de Commissie en voor de meeste lidstaten, dat een negatief effect heeft op de toepassing van het wederzijdse-erkenningsbeginsel, dat in het kader van het programma van Tampere en van het Haags programma de hoeksteen vormt van het beleid van de Unie op het gebied van justitiële samenwerking.
En juin dernier, le Conseil Justice et affaires intérieures n’a finalement pu parvenir à un accord sur la proposition de mandat européen d’obtention de preuves , présentée par la Commission, qu’au bout de négociations extrêmement longues et que sur la base du plus petit dénominateur commun, ce qui n’est satisfaisant ni pour la Commission ni pour la plupart des États membres et a une incidence négative sur l’application du principe de reconnaissance mutuelle, qui tant dans le programme de Tampere que dans celui de La Haye constitue la pierre angulaire des politiques de l’Union en matière de coopération judiciaire.