Volgens de eisende partijen voor de verwijzende rechter is het gebruiksrecht « een zakelijke erfdienstbaarheid ten behoeve van een of meerdere of alle inwoners van een gemeenschap, die voor onbeperkte duur blijft bestaan voor de leden, wie zij ook zijn, van de gemeenschap die elkaar opvolgen in het gebruik van het heersend erf ».
A l'estime des parties demanderesses devant le juge a quo, le droit d'usage est « une servitude réelle établie en faveur d'une ou de plusieurs ou de l'universalité des habitants d'une communauté qui se perpétue indéfiniment pour les membres, quels qu'ils soient, de la communauté qui se succèdent dans l'occupation des fonds dominants ».