Als het ingebrachte genetische materiaal afkomstig is van tarwe, rogge, gerst, haver of aanverwante granen, beoordeelt de aanvrager tevens of de nieuw tot expressie gebrachte eiwitten een rol kunnen spelen in de elicitatie van coeliakie of andere niet-IgE-gemedieerde enteropathieën.
Lorsque le matériel génétique introduit est obtenu à partir de blé, de seigle, d’orge, d’avoine ou de graines de céréales apparentées, le demandeur doit également évaluer la possibilité que les protéines nouvellement exprimées jouent un rôle dans le déclenchement d’une entéropathie par sensibilité au gluten ou d’autres entéropathies non IgE-dépendantes.