De decreetgever heeft immers geoordeeld dat de juridische verhouding tussen, enerzijds, een student en, anderzijds, een beoordelingsinstantie of elk onder de verantwoordelijkheid van het bestuur handelend orgaan steeds van publiekrechtelijke aard is wegens het eenzijdige en bindende karakter van de beslissingen die aan de studievoortgang raken (Parl. St., Vlaams Parlement, 2003-2004, nr. 1960/1, p. 4).
En effet, le législateur décrétal a estimé que le rapport juridique entre, d'une part, un étudiant et, d'autre part, une instance examinatrice ou tout organe agissant sous la responsabilité de la direction, relève toujours du droit public en raison du caractère unilatéral et contraignant des décisions qui affectent la progression des études (Doc. parl., Parlement flamand, 2003-2004, n° 1960/1, p. 4).