Rekening houdend met de ratio legis lijkt het niet aangewezen de beperking van het langdurig parkeren voor vrachtwagens op negen uur te brengen, zelfs al bepaalt de Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad, de minimale rusttijd die aaneensluitend moet worden opgenomen op negen uur.
Compte tenu de la ratio legis, il n'apparaît pas opportun de porter la durée du stationnement à neuf heures, même si le Règlement (CE) n° 561/2006 du Parlement européen et du Conseil du 15 mars 2006 relatif à l'harmonisation de certaines dispositions de la législation sociale dans le domaine des transports par route, modifiant les règlements (CEE) n° 3821/85 et (CE) n° 2135/98 du Conseil et abrogeant le règlement (CEE) n° 3820/85 du Conseil, stipule que le temps de repos journalier ne peut pas être inférieur à une période ininterrompue de neuf heures.