Uit de in het geding zijnde bepaling blijkt dat de man die meer dan drie jaar op permanente en affectieve wijze heeft samengeleefd met de adoptiemoeder van een kind en met dat kind, zonder de echtgenoot van die vrouw te zijn of door een wettelijke samenwoning met haar verbonden te zijn, als samenwonende niet langer om de adoptie van dat kind kan verzoeken wanneer het samenleven is beëindigd, ook al is het kind geboren terwijl die man en die vrouw een paar vormden, en ook al is de feitelijke relatie tussen die man en dat kind sedert de opvang van het kind door zijn adoptiemoeder steeds die van een vader en zijn kind geweest.
Il ressort de la disposition en cause que l'homme qui, de façon permanente et affective, a vécu plus de trois ans avec la mère adoptive d'un enfant et avec celui-ci, sans être l'époux de cette femme ou lié à elle par une cohabitation légale, ne peut plus demander l'adoption de cet enfant, en qualité de cohabitant, lorsque la vie commune a pris fin, même si l'enfant est né alors que cet homme et cette femme formaient un couple, et même si la relation de fait entre cet homme et cet enfant a, depuis l'accueil de l'enfant par sa mère adoptive, toujours été celle d'un père et de son enfant.