Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 13 juli 2016 in zake Norbert Dhayer tegen Bernadette Paulet, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 juli 2016, heeft de Vrederechter van het kanton Aat-Lessen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 37, vierde lid, van het Veldwetboek, dat bepaalt dat ' het recht om de wortels weg te hakken of de takken te d
oen afsnijden [...] niet [verjaart] ', de artikelen 10 en/of 11 van de Grondwet in zoverre het de omvang van de door verjaring ver
kregen voortdurende zichtbare ...[+++] erfdienstbaarheid waardoor beplantingen op een kortere afstand dan de in artikel 35 van het Veldwetboek bedoelde afstand kunnen worden behouden, in die zin beperkt dat het het behoud uitsluit van takken of wortels die sedert meer dan 30 jaar over het aangrenzend onroerend goed hangen of erop doorschieten, terwijl het dertigjarige bezit van een uitzicht met overstek, door een balkon, een uitsprong of dergelijke, op het aanpalend erf het mogelijk maakt een actieve erfdienstbaarheid te verkrijgen krachtens welke de constructies die feitelijk uitsteken boven het naburige erf, behouden zullen blijven ?Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 13 juillet 2016 en cause de Norbert Dhayer contre Bernadette Paulet, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 18 juillet 2016, le Juge de paix du canton d'Ath-Lessines a posé la question préjudicielle suivante : « L'article 37, alinéa 4, du Code rural qui dispose que ' le droit de couper les racines ou de
faire couper les branches est imprescriptible ' viole-t-il les articles 10 et/ou 11 de la Constitution en ce qu'il restreint l'étendue de la servitude continue et apparente acquise par prescription permettant de maintenir des plantations à
...[+++]une distance inférieure à celle prévue par l'article 35 du Code rural en ce sens qu'il exclut le maintien des branches ou des racines qui avancent depuis plus de trente ans sur l'immeuble voisin, alors que la possession trentenaire d'une vue avec surplomb, par un balcon, une saillie ou autres, du fonds contigu permet d'acquérir une servitude active en vertu de laquelle les constructions empiétant matériellement sur l'héritage voisin seront maintenues ?