D. overwegende dat het beginsel van de onschendbaarheid van de menselijke waardigheid in artikel 1 van het Handvest van
de grondrechten is verankerd en de basis van elk ander grondrecht vormt, met name het recht op leven (artikel 2), het verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (artikel 4), het recht op bescherming bij verwijdering, uitzetting en uitlevering (artikel 19) en het recht o
p een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht (artikel 47), en dat dat begin
...[+++]sel zowel in tijden van vrede als van oorlog niet aan beperkingen mag worden onderworpen, zelfs niet om te voldoen aan veiligheidseisen,
D. considérant que le principe de l'inviolabilité de la dignité humaine figure à l'article 1 de la charte des droits fondamentaux et sous-tend tout autre droit fondamental, en particulier le droit à la vie (article 2), l'interdiction de la torture et des peines ou traitements inhumains ou dégradants (article 4), le droit à la protection en cas d'éloignement, d'expulsion et d'extradition (article 19), le droit à un recours effectif et à accéder à un tribunal impartial (article 47) et qu'il ne peut pas faire l'objet de limitations, même pour des exigences de sécurité, tant en période de paix que de guerre,