Zonder zich in dit stadium van de rechtspleging te moeten uitspreken over het discriminerende karakter, in feite of in rechte, van de bestreden bepalingen - vraag die te dezen een gedetailleerde analyse van de wetgeving veronderstelt, hetgeen niet mogelijk is in de kader van de schorsingsprocedure -, blijkt uit een prima facie onderzoek van de nieuwe artikelen 43/2, § 2, en 43/4, § 5, 1°, van de wet van 7 mei 1999 dat die bepalingen de bij artikel 49 van het VWEU gewaarborgde vrijheid van vestiging lijken te belemmeren.
Sans avoir à se prononcer, à ce stade de la procédure, sur le caractère discriminatoire, en fait ou en droit, des dispositions attaquées - question qui, en l'espèce, suppose une analyse détaillée de la législation qu'il n'est pas possible de réaliser dans le cadre de la procédure en suspension -, il ressort d'un examen prima facie des articles 43/2, § 2, et 43/4, § 5, 1°, nouveaux, de la loi du 7 mai 1999 que ces dispositions semblent contenir des entraves à la liberté d'établissement garantie par l'article 49 du TFUE.