Het elfde middel heeft betrekking op de artikelen 4, 10°, 20, 24, 27, 28 en 31, § 1, 2°, van het Wetboek van inspectie, in zoverre de toepassing ervan het bestaan van een « onmiddellijke dreiging van schade » veronderstelt.
Le onzième moyen porte sur les articles 4, 10°, 20, 24, 27, 28 et 31, § 1, 2°, du Code de l'inspection, en ce que leur application suppose l'existence d'une « menace imminente ».