In een tweede onderdeel van het eerste middel stellen zij dat, indien het openbaar beheersrecht waarin de bestreden ordonnantie voorziet, niet zou worden gelijkgesteld met een feitelijke onteigening, men toch zou moeten erkennen dat dit beheersrecht een herdefiniëring van het eigendomsrecht met zich brengt die niets te maken heeft met de opvatting over eigendom verwoord in artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek, hetgeen in principe tot de bevoegdheid van de federale wetgever behoort.
Elles prétendent, dans une deuxième branche du premier moyen, que si le droit de gestion publique prévu par l'ordonnance litigieuse ne devait pas s'assimiler à une expropriation de fait, l'on serait forcé d'admettre que ce droit de gestion entraîne une redéfinition du droit de propriété étrangère à la conception de la propriété exprimée à l'article 544 du Code civil, ce qui relève, en principe, de la compétence du législateur fédéral.