Ten slotte is de mogelijkheid, voor de houder van een recht van uitweg die wordt gestoord in het bezit van dat recht, om een vordering in kort geding in te stellen - ook al kan zij hem in zekere mate een alternatief bieden -, niet van die aard dat zij een verschil in behandeling rechtvaardigt dat berust op een criterium dat niet pertinent is in het licht van het doel van de in het geding zijnde reglementering.
Enfin, la possibilité pour le titulaire du droit de passage troublé dans la possession de ce droit d'introduire une action en référé, si elle peut dans une certaine mesure lui offrir une alternative, n'est pas de nature à justifier une différence de traitement qui repose sur un critère non pertinent au regard du but poursuivi par la réglementation en cause.