Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is van oordeel dat de Staten « een ruime beoordelingsmarge » genieten « wanneer het erom gaat de wijze van stemmen te bepalen via welke de vrije meningsuiting van het volk bij het kiezen van de wetgevende macht is gewaarborgd » en dat artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag « geen enkele ' verplichting om een bepaald stelsel in te voeren ' met zich meebrengt, zoals het stelsel van evenredige vertegenwoordiging of het meerderheidsstelsel in een of twee ronden » (EHRM, 8 juli 2008, Yumak en Sadak t. Turkije, § 110).
La Cour européenne des droits de l'homme considère que les Etats jouissent « d'une ample marge d'appréciation quand il s'agit de déterminer le mode de scrutin au travers duquel la libre expression de l'opinion du peuple sur le choix du corps législatif est assurée » et que l'article 3 du Premier Protocole additionnel à la Convention « n'engendre aucune ' obligation d'introduire un système déterminé ' tel que la proportionnelle ou le vote majoritaire à un ou à deux tours » (CEDH, 8 juillet 2008, Yumak et Sadak c. Turquie, § 110).