De Raad van State overweegt dat uit het feit dat artikel 144 van de Grondwet, dat de gewone hoven en rechtbanken uitsluitend bevoegd maakt voor alle geschillen met betrekking tot burgerlijke subjectieve rechten, niet voorkomt in de lijst van artikel 77, «niet mag worden afgeleid dat de wet, het Gerechtelijk Wetboek bijvoorbeeld, die de justitiële gerechten instelt en ze inzonderheid bevoegd verklaart om kennis te nemen van geschillen die betrekking hebben, hetzij op burgerlijke rechten, hetzij op politieke rechten, niet volgens dezelfde werkwijze tot stand hoeft te komen» (bedoeld wordt de volledig bicamerale procedure).
Le Conseil d'Etat considère que le fait que l'article 144 de la Constitution, en vertu duquel les cours et tribunaux ordinaires sont exclusivement compétents en matière de droits civils subjectifs, ne figure pas dans la liste énoncée à l'article 77, ne peut impliquer que «la loi, le Code judiciaire, par exemple, qui aménagerait les tribunaux de l'Ordre judiciaire et qui leur conférerait notamment l'examen de contestations ayant trait, soit aux droits civils, soit aux droits politiques, ne devrait pas être élaborée sous le même régime» (c'est-à-dire la procédure du bicaméralisme égalitaire).