Volgens de verzoekende partijen in de zaken nrs. 5927, 5928 en 5929 doet artikel 21, eerste lid, 5°, van het decreet van 7 november 2013 afbreuk aan de vrijheid van onderwijs, omdat het de hogescholen, hogere kunstscholen en de instellingen voor hoger onderwijs voor sociale promotie zou beletten de inhoud te bepalen van de toelatingsproeven die gemeenschappelijk zijn voor de betrokken onderwijsinstellingen en om het ogenblik van de organisatie ervan te kiezen, of omdat de bestreden bepaling sommige regels inzake de organisatie van het onderwijs voor sociale promotie zou tegenspreken of daarmee onverenigbaar zou zijn.
Selon les parties requérantes dans les affaires n 5927, 5928 et 5929, l'article 21, alinéa 1, 5°, du décret du 7 novembre 2013 porte atteinte à la liberté de l'enseignement, parce qu'il empêcherait les Hautes Ecoles, les Ecoles supérieures des Arts et les établissements d'enseignement supérieur de promotion sociale de déterminer le contenu des épreuves d'admission communes aux établissements d'enseignement concernés et de choisir le moment de leur organisation, ou parce que la disposition attaquée contredirait ou serait incompatible avec certaines règles d'organisation de l'enseignement de promotion sociale.