West-Europa is, met zijn 16% van het wereldenergieverbruik, goed voor 31% wereldwijd van de toename bij elektriciteitswinning uit biomassa tussen 1990 en 2000, voor 48% van de toename bij kleine waterkracht en voor 79% van de toename bij windkracht.
Entre 1990 et 2000, l'Europe occidentale, qui consommait 16% de l'énergie mondiale, représentait 31% de la croissance mondiale de la production d'électricité à partir de la biomasse, 48% de la croissance de l'électricité de source hydraulique et 79% de la croissance de l'électricité de source éolienne.