In de Overeenkomst wordt bepaald dat met ingang van 1 januari 1996, voor een periode van twee jaar, de visserijrechten als volgt worden vastgesteld : 1. trawlers (vis, koppotigen, garnaal) : 5.000 brt per maand op jaarbasis ; 2. vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen : 28 vaartuigen ; 3. vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel : 7 vaartuigen ; 4. vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug : 7 vaartuigen.
L'accord prévoit qu'à dater du 1er janvier 1996, et ce pour une période de deux ans, les possibilités de pêche sont fixées comme suit : 1) chalutiers (poissons, céphalopodes et crevettes): 5 000 tonneaux de jauge brute par mois en moyenne annuelle; 2) thoniers senneurs congélateurs: 28 navires; 3) thoniers canneurs: 7 navires; 4) palangriers de surface: 7 navires.