Uitgaande van de overtuiging dat het tuchtrecht hoort bij het kwaliteitsbeleid van een vertrouwensberoep, is de wetgever van mening dat het tuchtrecht ten dienste moet staan van het algemeen belang in die zin dat het een behoorlijke uitoefening van het advocatenberoep moet waarborgen (ibid., pp. 6-14).
Partant de l'idée que le droit disciplinaire relève de la politique qualitative d'une profession impliquant une relation de confiance, le législateur estime que le droit disciplinaire doit servir l'intérêt général en ce sens qu'il doit garantir le bon exercice de la profession d'avocat (ibid., pp. 6-14).