Het derde punt is dat er echt een tolerantiegrens van 0,5 procent mogelijk moet zijn voor dierlijk eiwit dat toevallig in het voeder zit, bijvoorbeeld eiwit van een muis, vogel, klein dier of botje op de akker.
Troisièmement, il convient vraiment d’établir une tolérance allant jusqu’à une teneur accidentelle de 0,5 % de protéines animales dans les aliments pour animaux, qu’il s’agisse d’une souris, d’un oiseau, d’un petit animal ou d’os présents dans la prairie.