Zoals die is geregeld in de wet van 20 juli 1990 is de voorlopige hechtenis een uitzonderlijke maatregel (Parl. St., Senaat, 1988-1989, nr. 658/2, pp. 6, 8 en 18), die met redenen dient te worden omkleed en alleen kan worden verantwoord in geval van « volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid ».
Telle qu'elle est organisée par la loi du 20 juillet 1990, la détention préventive est une mesure exceptionnelle (Doc. parl., Sénat, 1988-1989, n° 658/2, pp. 6, 8 et 18), qui doit être motivée et ne peut être justifiée qu'en cas d'« absolue nécessité pour la sécurité publique ».