Uit de motivering van het vonnis van de verwijzende rechter blijkt dat, volgens de elementen van het dossier, het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot van de moeder dat te dezen was vastgesteld ten aanzien van de eiser voor de verwijzende rechter, niet overeenstemt met de biologische waarheid, noch met de socio-affectieve waarheid.
Il ressort des motifs du jugement rendu par le juge a quo que, d'après les éléments du dossier, la présomption de paternité du mari de la mère établie en l'espèce à l'égard du demandeur devant le juge a quo ne correspond ni à la vérité biologique, ni à la vérité socio-affective.