26. is van oordeel dat de vrijheid van geloof betekent dat iedere vorm van discriminatie op grond van geloof, rite of cultus moet worden afgeschaft; herhaalt zijn verzoek aan de regeringen van de lidstaten om de status van godsdienstige organisatie niet systematisch toe te kennen en te voorzien in de mogelijkheid om sekten die zich schuldig maken aan ongeoorloofde of misdadige praktijken deze status, die belastingvoordelen en een zekere juridische bescherming biedt, te ontnemen;
26. affirme que la liberté religieuse implique l'abolition de toutes les discriminations entre les religions, les rites et les cultes et réaffirme sa position demandant que les gouvernements des États membres n'accordent pas systématiquement le statut d'organisation religieuse et envisagent la possibilité de priver les sectes, qui se livrent à des activités clandestines ou criminelles, de ce statut qui leur assure des avantages fiscaux et une certaine protection juridique;