In geval van overlijden van de houder van een vergunning bedoeld in artikel 2, 1º, van deze wet, alsmede van de rechthebbende op een vergunning bedoeld in artikel 2, 3º, tweede lid, voor zover deze laatste de volstrekte meerderheid bezit van de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen, mogen de erfgenamen of vennoten niet-apothekers de apotheek blijven exploiteren gedurende een maximumtermijn van zes jaar te rekenen van de dag van het overlijden, op voorwaarde dat een erfgenaam in de rechte lijn binnen deze termijn de wettelijke graad van apotheker behaalt.
En cas de décès du titulaire de l'autorisation visée à l'article 2, 1º, de la présente loi ainsi que du bénéficiaire de l'autorisation visée à l'article 2, 3º, alinéa 2, pour autant que celui-ci détienne la majorité absolue des parts représentatives du capital social de la société, les héritiers ou associés non pharmaciens peuvent continuer à exploiter la pharmacie, pendant un délai de six ans à compter du jour du décès, pour autant qu'un héritier en ligne directe obtienne le grade légal de pharmacien pendant ce délai.