In werkelijkheid dekt de vraag naar de geldigheid van de « overeenkomst » het geheel van zuiver « contractuele » vragen (bijvoorbeeld de vraag of er wilsovereenstemming is en de vraag naar het ogenblik van de totstandkoming van de overeenkomst) die, bij gebreke aan een bepaling terzake, afhangen van de verwijzingsregels voor de contractuele verbintenissen.
En réalité, la question de la validité du « contrat » couvre l'ensemble des questions de nature purement « contractuelle » (par exemple, existence d'un consentement, moment de la conclusion du contrat) qui, en l'absence de la disposition en cause, relèveraient de la règle de rattachement concernant les obligations contractuelles.