Art. 3. In artikel 1, 2° van het koninklijk besluit van 18 september 1962 tot vaststelling van het bedrag der presentie- en vacatiegelden en der vergoedingen voor reis- en verblijfsonkosten toegekend aan de Commissaris-Verslaggever en de Adjunct-Commissarissen-Verslaggevers, genomen ter uitvoering van artikel 3 van de wet van 27 mei 1960 tot bescherming tegen het misbruik van economische machtspositie, worden de woorden « hetzelfde bedrag » vervangen door de woorden « 9,92 en 8,06 EUR ».
Art. 3. A l'article 1, 2° de l'arrêté royal du 18 septembre 1962 fixant le montant des jetons de présence, des allocations de vacation et des indemnités pour frais de voyage et de séjour, attribués aux Commissaire-Rapporteur et Commissaires-Rapporteurs adjoints, pris en exécution de l'article 3 de la loi du 27 mai 1960 sur la protection contre l'abus de puissance économique, les mots « d'un même montant » sont remplacés par les mots « de 9,92 et 8,06 EUR ».