Te dezen verhindert de in het geding zijnde bepaling evenwel niet dat een man die een kind erkent omdat hij op het ogenblik van die erkenning ervan overtuigd was dat hij de biologische vader was, die erkenning betwist wanneer achteraf zou blijken dat hij niet de biologische vader was : in dat geval dient immers te worden aangenomen dat zijn toestemming tot de erkenning gebrekkig was.
La disposition en cause n'empêche toutefois pas, en l'espèce, qu'un homme qui a reconnu un enfant parce qu'il était convaincu, au moment de cette reconnaissance, qu'il était le père biologique conteste cette reconnaissance s'il s'avère, par la suite, qu'il n'est pas le père biologique : il faut en effet admettre, dans ce cas, que son consentement à la reconnaissance était vicié.