In het tweede onderdeel van het eerste middel voeren de verzoekende partijen een schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door de bestreden bepaling, doordat de toepassing van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet uitdrukkelijk wordt uitgesloten indien de huurder kiest voor het stellen van een bankwaarborg waardoor hij de huurwaarborg progressie
f kan samenstellen, terwijl aldus een verschil in behandeling wordt gecreëerd met diegenen die een
kredietovereenkomst aangaan voor een ander doel ...[+++], zonder dat hiervoor een objectieve en redelijke verantwoording wordt gegeven.
Dans la seconde branche du premier moyen, les parties requérantes allèguent la violation des articles 10 et 11 de la Constitution par la disposition attaquée, en ce que l'application de la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation est expressément exclue si le locataire opte en faveur de la constitution d'une garantie bancaire lui permettant de constituer progressivement la garantie locative, alors qu'une différence de traitement est ainsi créée avec ceux qui concluent une convention de crédit dans un autre but, sans que soit donnée une justification objective et raisonnable pour ce faire.