De verzoekende partij uit kritiek op de artikelen 151 en 152 van de wet van 30 december 2001 doordat zij een verschil in behandeling instellen tussen de personen die de erin bedoelde communicatie uitzenden of trachten uit te zenden door gebruik te maken van de telecommunicatie-infrastructuur en de personen die dat doen zonder van die infrastructuur gebruik te maken of die andere misdrijven plegen : aan de eerstgenoemden zou op een discriminerende wijze de waarborg worden ontzegd die wordt geboden door het beginsel van de wettigheid van de strafbaarstellingen en van de straffen (eerste onderdeel van het enige middel); de sanctie die zij oplopen (minimum een jaar gevangenisstraf) behoort tot die welke he
t mogelijk ...[+++] maken de dader in voorlopige hechtenis te nemen (tweede onderdeel); zij zouden kunnen worden vervolgd als auteurs van een poging die door de wet niet strafbaar wordt gesteld (derde onderdeel); zij zouden door het openbaar ministerie kunnen worden vervolgd wegens feiten die, mocht geen gebruik zijn gemaakt van de telecommunicatie-infrastructuur, slechts zouden kunnen worden bestraft als gevolg van een klacht van het slachtoffer (vierde onderdeel); hun privé-communicatie of -telecommunicatie zou kunnen w
orden afgeluisterd, aangezien de misdrijven bedoeld in de aangevochten wet deel uitmaken van die welke een toezichtmaatregel kunnen verantwoorden die is voorgeschreven bij artikel 90ter , § 2, van het Wetboek van Strafvordering (vijfde onderdeel).