De verzoekende partijen voeren aan dat de bestreden bepalingen een indirecte discriminatie ten aanzien van de vrouwen invoeren in zoverre de wetgever mannen en vrouwen gelijk behandelt, terwijl de beroepsloopbanen en de daarmee gelijkgestelde periodes aanmerkelijk korter zouden zijn bij vrouwen dan bij mannen.
Les parties requérantes soutiennent que les dispositions attaquées créent une discrimination indirecte à l'égard des femmes dans la mesure où le législateur traite de la même manière les hommes et les femmes alors que les carrières d'activité professionnelle et les périodes assimilées seraient sensiblement plus courtes pour les femmes que pour les hommes.