Art. 4. Aan artikel 2.1.4.10, § 2, van hetzelfde besluit worden een punt 10° en een punt 11 toegevoegd, die luiden als volgt: "10° een bewijs van adequate vakbekwaamheid en deskundigheid als de aanvrager in aanmerking wil komen voor de verhoogde vergoeding, vermeld in artikel 2.1.4.11, § 3, zevende lid; 11° een bewijs van vestiging op het landbouwbedrijf in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag als de aanvrager in aanmerking wil komen voor een verhoogde vergoeding als vermeld in artikel 2.1.4.11, § 3, zevende lid".
Art. 4. L'article 2.1.4.10, § 2, du même arrêté est complété par un point 10° et un point 11°, rédigés comme suit : « 10° une preuve de capacité professionnelle et d'expertise adéquates, si le demandeur souhaite entrer en ligne de compte pour l'indemnité augmentée, visée à l'article 2.1.4.11, § 3, alinéa 7 ; 11° une preuve d'établissement à l'exploitation agricole dans la période de cinq ans précédant la date de la demande si le demandeur souhaite entrer en ligne de compte pour l'indemnité augmentée, visée à l'article 2.1.4.11, § 3, alinéa 7».