Ten aanzien van derden te goeder trouw wordt een vermoeden ingesteld op grond waarvan de alleen optredende voogd geacht wordt te handelen met instemming van de andere voogd, naar analogie met het regime van het ouderlijk gezag (artikel 395, § 2, van het Burgerlijk Wetboek).
À l'égard de tiers de bonne foi, on crée une présomption suivant laquelle le tuteur qui agit seul est censé agir avec l'accord de l'autre tuteur, par analogie avec ce qui se passe dans le régime de l'autorité parentale (article 395, § 2, du Code civil).