Uit de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepaling blijkt dat de wetgever beoogde om ten aanzien van personen die kwetsbaar zijn ten gevolge van partnergeweld, een identiek spreekrecht toe te kennen als het spreekrecht dat ten aanzien van minderjarigen en personen die kwetsbaar zijn ten gevolge van hun leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid was ingevoerd met de wet van 30 november 2011 (Parl. St., Senaat, 2010, nr. 5-30/1, pp. 16-17; Parl. St., Senaat, 2010-2011, nr. 5-30/3, pp. 3-4).
Il ressort des travaux préparatoires de la disposition attaquée que le législateur entendait attribuer, concernant les personnes qui sont vulnérables en raison de faits de violence entre partenaires, un droit de parole identique à celui que la loi du 30 novembre 2011 a instauré à l'égard des mineurs et des personnes qui sont vulnérables en raison de leur âge, d'un état de grossesse, d'une maladie, d'une infirmité ou d'une déficience physiques ou mentales (Doc. parl., Sénat, 2010, n° 5-30/1, pp. 16-17; Doc. parl., Sénat, 2010-2011, n° 5-30/3, pp. 3-4).