5. Het ontzeggen van redelijke aanpassingen wordt beschouwd als discriminatie in de zin van lid 1, met name in het specifieke geval als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), van deze richtlijn ten aanzien van personen met een handicap, personen die met hen een band hebben of met hen verbonden personen in de zin van lid 1.
5. Le refus de réaliser un aménagement raisonnable est considéré comme une discrimination au sens du paragraphe 1, comme dans le cas particulier prévu à l'article 4, paragraphe 1, point b), de la présente directive, vis-à-vis de personnes handicapées ou de personnes liées à celles-ci.