In tegenstelling tot wat tot op zekere hoogte toegestaan wordt door artikel 9, lid 2, van het EVRM dat bepaalt dat « de vrijheid van godsdienst of overtuiging te belijden [.] aan geen andere beperkingen [kan] zijn onderworpen dan die welke bij de wet zijn voorzien, en die in een democratische samenleving nodig zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of zedelijkheid of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen »,
dienen de strengere vereisten van de grondwettelijke bepaling in acht genomen te worden (zie artikel 53 EVRM), aangezien deze bepaling — met uitzondering van een aan
tal maatre ...[+++]gelen van administratieve politie (zie Cass., 23 januari 1879, Pas., 1879, I, blz. 75) die uitgevaardigd zouden kunnen worden om redenen van openbare orde, wanneer de vrijheid van eredienst uitgeoefend wordt op de openbare weg — alleen repressieve maatregelen toestaat en bijgevolg iedere preventieve reglementering verbiedt.À l'encontre de ce que permet l'article 9, § 2, de la CEDH qui dispose que « la liberté de manifester sa religion ou ses convictions ne peut faire l'objet d'autres restrictions que celles qui, prévues par la loi, constituent des mesures nécessaires, dans une société démocratique, à la sécurité publique, à la protection de l'ordre, de la santé ou de la morale publique, ou à la protection des droits et des libertés d'autrui », le respect des exigences plus sévères de la disposition constitutionnelle s'impose (voir article 53 CEDH), dès lors qu'elle n'autorise — à l'exception de certaine
s mesures de police administrative (voir Cass., 23 jan ...[+++]vier 1879, Pas., 1879, I, p. 75) qui pourraient être prises pour des raisons d'ordre public quand la liberté de culte s'exerce sur la voie publique — que des mesures répressives et proscrit en conséquence toute réglementation de type préventif.