3. De dieren moeten permanent geïdentificeerd worden via op elke soort afgestemde methoden: afzonderlijke identificatie bij grote zoogdieren, afzonderlijke of partijgewijze identificatie bij pluimvee en kleine zoogdieren.
3. Les animaux doivent être identifiés de façon permanente avec les techniques adaptées à chaque espèce, individuellement pour les gros mammifères, individuellement ou par lot pour les volailles et les petits mammifères.