Door de inachtneming van de middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie moeten de lidstaten over een veiligheidsmarge ten opzichte van de referentiewaarden van 3% voor het overheidstekort en van 60% van het bbp voor staatsschulden kunnen beschikken, sneller kunnen afkoersen op houdbaarheid en tegelijkertijd over budgettaire manoeuvreerruimte voor met name de noodzakelijke publieke investeringen kunnen beschikken.
Des positions budgétaires respectant l'objectif à moyen terme devraient permettre aux États membres de disposer d'un volant de sécurité par rapport aux valeurs de référence de 3 % du PIB pour le déficit public et de 60 % du PIB pour la dette publique et de progresser rapidement en direction de la viabilité des finances publiques, tout en préservant une marge de manœuvre budgétaire, compte tenu notamment des besoins d'investissement public.