Uit een combinatie van de in B.2.1 en B.2.2 vermelde bepalingen volgt dat in ondernemingen waarin gewoonlijk gemiddeld ten minste vijftig werknemers, maar minder dan honderd werknemers zijn tewerkgesteld, de kaderleden, zelfs indien ze met meer dan vijftien zijn, niet beschikken over een afzonderlijke vertegenwoordiging in de OR, aangezien in die ondernemingen het CPBW zitting neemt als OR en de kaderleden niet over een afzonderlijke vertegenwoordiging in het CPBW beschikken.
Il découle d'une lecture combinée des dispositions mentionnées en B.2.1 et B.2.2 que dans les entreprises qui occupent habituellement en moyenne entre cinquante et cent travailleurs, les cadres ne disposent pas d'une représentation distincte au sein du conseil d'entreprise, étant donné que, dans ces entreprises, le comité pour la prévention et la protection au travail siège en tant que conseil d'entreprise et que les cadres ne disposent pas d'une représentation distincte au sein du comité pour la prévention et la protection au travail.