1. Indien er op grond van geconstateerde onregelmatigheden of van beschikbare informatie het vermoeden bestaat dat een schip in een haven of bij een off‑shore‑terminal, in territoriale wateren of binnenwateren van een lidstaat in een van de in artikel 3, lid 1, bedoelde zeegebieden illegaal verontreinigende stoffen heeft geloosd, zorgen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat ervoor dat er overeenkomstig het aldaar geldend nationaal recht een passend onderzoek wordt ingesteld.
Si des irrégularités ou des informations laissent soupçonner qu'un navire qui est dans un port, à un terminal en mer ou dans les eaux territoriales ou intérieures d'un État membre a effectué un rejet illégal de substances polluantes dans l'une des zones maritimes visées à l'article 3, paragraphe 1, les autorités compétentes de l'État membre veillent à ce qu'un examen approprié soit entrepris conformément à leur droit national.