Artikel 10, lid 3, onder b), bepaalt dat het vereiste dat vervolging slechts kan worden ingesteld indien het slachtoffer aangifte heeft gedaan op de plaats waar het strafbare feit is gepleegd of na een aanklacht door de staat waar het strafbare feit is gepleegd, niet van toepassing is indien er sprake is van rechtsmacht op basis van de beginselen van territorialiteit en actieve personaliteit. Geen van de lidstaten heeft een dergelijke vereiste ingevoerd.
En ce qui concerne l'article 10, paragraphe 3, point b), qui dispose que la compétence fondée sur le principe de territorialité et de la personnalité active n'est pas conditionnée au fait que les poursuites ne peuvent être engagées qu’à la suite d’une plainte de la victime faite sur le lieu de l’infraction ou d’une dénonciation émanant de l’État sur le territoire duquel l’infraction a été commise, aucun des États membres n'a instauré une telle condition.