Aan de voormelde artikelen 26, 40, 41 en 147 van de bestreden wet kan niet worden verweten dat zij zonder onderscheid gelden voor alle magistraten van de zetel, van het parket en van het auditoraat van de betrokken rechtscolleges, los van het tijdstip of de juridische grondslag van hun benoeming in of bij dat rechtscollege.
Il ne peut être reproché aux articles 26, 40, 41 et 147 précités de la loi attaquée de s'appliquer de façon indifférenciée à l'ensemble des magistrats du siège, du parquet et de l'auditorat des juridictions concernées, indépendamment du moment ou de la base juridique de leur nomination au sein ou près cette juridiction.